Membraancompressoren zijn speciale compressoren, waarvan het werkingsprincipe en de structuur enorm verschillen van andere compressortypen. Er zullen enkele unieke storingen optreden. Sommige klanten die niet erg bekend zijn met membraancompressoren, vragen zich dan ook af wat ze moeten doen als er een storing optreedt.
Dit artikel introduceert voornamelijk de dagelijkse werking van membraancompressoren, en behandelt enkele veelvoorkomende storingen en oplossingen. Weet het, dan bent u vanaf nu zorgeloos.
1. De cilinderoliedruk is te laag, maar de gasontladingsdruk is normaal
1.1 De drukmeter is beschadigd of de demper (onder de meter) is geblokkeerd. De druk wordt niet correct weergegeven; de oliedrukmeter of demper moet worden vervangen.
1.2 De afsluitklep is niet goed gesloten. Draai de hendel van de afsluitklep vast en controleer of de olie uit de doorzichtige plastic buis loopt. Als er nog steeds olie uitloopt, vervang dan de afsluitklep.
1.3 Controleer en reinig het terugslagventiel onder de drukmeter. Vervang het indien beschadigd.
2. De cilinderoliedruk is te laag en de gasuitlaatdruk is ook te laag.
2.1 Carteroliepeil is te laag. Het oliepeil moet tussen de bovenste en onderste schaalstreep liggen.
2.2 Er zit restlucht in de olie. Draai de hendel van de afsluitklep tegen de klok in en kijk naar de doorzichtige plastic buis totdat er geen schuim meer uitstroomt.
2.3 De terugslagkleppen die op de oliecilinder en onder de oliedrukmeter zijn bevestigd, zijn niet goed afgedicht. Repareer of vervang ze.
2.4 Olie-overloopventiel werkt niet goed. Klepzitting, klepkern of veer defect. De defecte onderdelen moeten gerepareerd of vervangen worden;
2.5 Oliepomp werkt abnormaal. Wanneer de oliepomp normaal werkt, zijn pulserende trillingen voelbaar in de olieleiding. Zo niet, controleer dan eerst (1) of er nog gas in de pomp zit door de schroef van het ontluchtingspunt los te draaien. (2) Verwijder het lagerdeksel en controleer of de plunjer vastzit. Zo ja, verwijder en reinig deze totdat de plunjerstang vrij kan bewegen. (3) Als er geen olie uitstroomt of geen olie uitstroomt, maar wel druk, controleer en reinig dan de olie-inlaat- en olie-afvoerkleppen (4). Controleer de speling tussen de plunjer en de huls. Als de speling te groot is, vervang deze dan.
2.6 Controleer de speling tussen de zuigerveer en de cilinderbus. Indien de speling te groot is, vervang deze dan.
3. De afvoertemperatuur is te hoog
3.1 Drukverhouding is te groot (lage zuigdruk en hoge persdruk);
3.2 Het koelend effect is niet goed. Controleer de koelwaterstroom en de temperatuur, controleer of het koelkanaal verstopt of ernstig verkalkt is en reinig of bagger het koelkanaal uit.
4. Onvoldoende gasstroom
4.1 De zuigdruk is te laag of het inlaatfilter is verstopt. Reinig het inlaatfilter of stel de zuigdruk bij;
4.2 Controleer de gasaanzuigklep en de gasafvoer. Reinig ze indien vuil, vervang ze indien beschadigd.
4.3 Controleer de membranen. Indien er sprake is van ernstige vervorming of schade, vervang ze dan.
4.4 De oliedruk in de cilinder is laag. Stel de oliedruk in op de gewenste waarde.
Plaatsingstijd: 14-11-2022